Vlissingen – Westkapelle november 1944
INFATUATE I – VLISSINGEN
Op 1 november 1944 werd de aanval vanuit Breskens op Vlissingen ingezet, gesteund door het vuur van 314
kanonnen die in Zeeuws- Vlaanderen stonden opgesteld. Korporaal W. de Liefde landde om 05.45 uur met de eerste verkenningsboot bij Dokhaven (codenaam ‘Uncle Beach’) en klom op de gladde
paalhoofden van een piertje om de landingsplaats voor de overige boten met een groene lamp te markeren. In het schijnsel van de lichtspoormunitie zat De Liefde moederziel alleen te zwaaien met
zijn lamp. De Ruiter, die met de derde boot landde, herinnerde zich: ‘terwijl je normaal spreekt van overgierende, was dit geen overgieren meer, dit was een continu gehuil dat over je heen ging’.
Korporaal J.W. Bothe die eveneens tot de eersten behoorde stelde met een handgranaat de bezetting van een kazemat buiten gevecht.
INFATUATE II – WESTKAPELLE
Drie uur na de landing bij Vlissingen werd de aanval op Westkapelle ingezet. Deze strijdmacht had zich
ingescheept in Oostende. Gesteund door een slagschip en twee kanonneerboten naderde de vloot van 126 verschillende vaartuigen in de woelige zee de kust. De Duitse kustbatterij W 15 opende het
vuur en richtte enorme verliezen aan. Met de ondersteuningsvaartuigen voorop, gingen de aanvalsboten de hel in. De Duitsers concentreerden hun artillerievuur nu voor en op het gat in de dijk waar
de commando-eenheden moesten landen. Majoor Linzel herinnerde zich tien jaar later: ‘Op enkele honderden meters van de kust zagen we zo’n salvo vóór ons schip vallen, dan even later, een
salvo er achter. Maar we lagen veilig in de Buffalo, ongedeerd. Anderen waren niet zo gelukkig. Een of twee Buffalo’s , een paar meter verderop, hadden de volle laag gekregen en stonden in
lichterlaaie. Mortiermunitie en vlammenwerpers welke er in zaten, explodeerden en veroorzaakten een helse hitte’. De ondersteuningsvaartuigen schoten in de laatste fase voor de landing hun
raketten af: een hel vurig gordijn van vlammende pijlen, vlak daarop een bliksem die over de duinen flitste en het doffe gerommel van explosies. Er werd binnendijks geland aan de zuidkant van het
gat.
Gevecht in voorste lijn
Na hergroepering rukte No. 47 Commando achter No. 48 Commando op in de richting van Zoutelande. Na de
verovering van deze plaats nam No. 47 Commando de spits over. De gehele dag vocht het Nederlandse detachement in de voorste lijn. Om Vlissingen te bereiken moest men nog 8 kilometer duin
doortrekken. Zandstormen belemmerden het zicht en al spoedig traden er storingen op bij de automatische wapens. Door de korporaals J.A. van der Linde en A. Bloemink werden desondanks toch
vlot enkele weerstandsnesten opgeruimd. De korporaals J.L. Kloezeman en W. Knijff raakten gewond.
Inzet commando’s van No. 2 Dutch Troop
Deze teksten verschenen eerder grotendeels in een tweetal artikelen in De Groene Baret van september 1984. De belevenissen zijn voor het grootste deel opgetekend aan de hand van gesprekken met de
mannen die het meemaakten. De Nederlandse commando’s van No. 2 Dutch Troop, No. 10 Inter Allied Commando. Helaas zijn alle deelnemers van No. 2 Dutch Troop aan de Operatie ‘Infatuate’ inmiddels
overleden. Maar vergeten doen wij ze niet!
Na de acties bij Arnhem, Nijmegen en Eindhoven verzamelden de leden van No. 2 Dutch Troop zich half oktober 1944 in het huis van de gevluchte NSB-burgemeester van Eindhoven. Op 20 oktober 1944
kreeg No. 2 Dutch Troop opdracht om zich te verplaatsen naar het Belgische Brugge, waar de eenheid werd ingedeeld bij de Britse 4e Special Service Brigade. De Westerschelde werd toen nog steeds
beheerst door de Duitsers en de haven van Antwerpen kon daarom onmogelijk door de geallieerden worden gebruikt. Het bezit van Walcheren zou het verdere verloop van de oorlog bepalen. De Duitsers
hadden van dit eiland één grote vesting gemaakt. Hier bevonden zich niet minder dan 305 kazematten. Zware kustbatterijen stonden in betonnen opstellingen en in het westen en zuiden waren op het
strand uitgebreide draad- en mijnversperringen aangelegd. Onderwater hindernissen sloten de toegangen tot het eiland af. Vooral de omgeving van Vlissingen was zwaar versterkt, om de stad was een
dubbele rij van tankgrachten gegraven. Met de wetenschap dat het eiland gemakkelijk onder water kon worden gezet, besloot de geallieerde legerleiding het zeewater binnen te laten. Dit alles met
het oogmerk de artillerieopstellingen te isoleren en de Duitse eenheden te belemmeren in hun bewegingen, waardoor de verdediging van het eiland zou worden ontwricht. Nadat de bevolking door
middel van afgeworpen pamfletten was gewaarschuwd vonden op 3, 7 en 11 oktober precisiebombardementen plaats op de zeedijken. Door vier gaten stroomde het zeewater binnen. Piloten van
verkenningsvliegtuigen rapporteerden, ‘Het eiland lijkt nu een schotel vol water’. Uiteindelijk was de toestand zo dat met uitzondering van de duinranden, Middelburg en nog enige andere plaatsen
geheel Walcheren onder water stond. De verovering van Walcheren was opgedragen aan de Britse 52ste Lowland Divisie. Twee brigades zouden vanaf Zuid-Beveland over het Sloe aanvallen. No. 4
Commando en één brigade van deze divisie waren belast met de overmeestering van Vlissingen. No. 41, No. 47 en No. 48 (Royal Marine) Commando versterkt met No. 4 Belgian Troop en No. 5 Norwegian
Troop hadden de opdracht om bij Westkapelle aan land te gaan. Alle commando-eenheden behoorden tot de 4de Special Service Brigade. No. 2 Dutch Troop werd in twee detachementen gesplitst. Het
eerste detachement bestaande uit eerste-luitenant C. de Ruiter, drie onderofficieren en 7 korporaals, was met No. 1 en No. 8 French Troop ingedeeld bij No. 4 Commando. Het tweede detachement
bestaande uit kapitein J. Linzel, vier onderofficieren en negen korporaals bij No. 47 (Royal Marine) Commando. Eén onderofficier was ingedeeld bij de staf van de 4de Special Service
Brigade.
Indeling leden No. Dutch Troop:
Vlissingen: tweede-luitenant C. de Ruiter, sergeanten W.G. van Gelderen, K. Kruit en D. van der Wal, korporaals J.W. Bothe, H.W. van der Steen, K.J. Baggerman, J.C. van Woerden, C.A. van de
Gender, W. de Liefde en L. Persoon.
Westkapelle: kapitein J. Linzel, sergeant-majoor J.G. van den Bergh, sergeanten I.J.E. van Dullemen en G.P. Ubels, korporaals A.M.T. Italiaander, W. Knijff, V.G Kokhuis, H. Cramer, B.S. Boelema,
P.A. Visser, J.A. van der Linde en A. Bloemink.
Staf 4e Special Service Brigade: sergeant R.B. Visser